Natuurinclusief ontwerpen betekent ecosysteemdiensten van plant en dier een plaats gunnen in het ontwerp.
Lid BNA (Bond van Nederlandse Architecten
Lid Ecologische Kring Midden-Brabant
Bestuurslid BMF (Brabantse Milieu Federatie
Na vier jaar bouwkunde aan de HTS volgde ik de toen nog zesjarige deeltijdopleiding tot architect aan Academie van Bouwkunst in Tilburg. Zoals toen verplicht, kon de academie alleen gevolgd worden als je daarnaast werkte binnen het vakgebied. Ik had weliswaar werk maar gedurende de eerste drie jaren niet in het vak. De periode 1979-1982 kenmerkte zich immers door een diepe recessie in de bouw. Ik werkte als ornithologisch onderzoeker aan de afdeling Planologische Ecologie van het toenmalige Rijksinstituut voor Natuurbeheer en later als provinciaal medewerker bij de PPD, afdeling Inrichting Landelijk Gebied. Zo vond mijn passie voor biologie en landschap, welke ik op de HBS had ontwikkeld toch een uitlaatklep, want in plaats van architect was ik ook graag bioloog geworden. Dit gegeven zorgde ervoor dat ik het aspect “natuurlijke omgeving” in de breedste zin een plaats wilde geven in het ontwerp van de te bouwen omgeving. Deze ambitie kwam het meeste tot zijn recht binnen mijn eigen bureau maar ook in Afrika waar ik eerst voor Artsen zonder Grenzen en later voor een Belgisch ingenieursbureau verbleef.
In het Soedanese Darfur werd ik door de omstandigheden gedwongen te bouwen mét de natuur. Gaandeweg besefte ik dat dit eigenlijk overal heeft gegolden totdat de komst van het Modernisme met de internationalisering van bouwmaterialen hieraan een einde maakte. Het gevolg hiervan was niet alleen ontheemding van gebouwen, vroeger kon je aan de baksteen zien waar het gebouw stond vanwege de klei die plaatselijk werd gewonnen, maar ook dat het gebouw een hard levenloos object werd zonder interactie met zijn omgeving. Die hardheid, die soms vanuit architectonisch oogpunt zo bedoeld is, is vanuit ecologisch oogpunt funest. Dat het anders kan hebben architecten als Gaudi en Frank Lloyd Wright maar ook talloze anonieme bouwers van bruggen, kerken, burchten en kastelen bewezen. Hun gebouwen laten veroudering toe waardoor de tijd in het gebouw wordt geabsorbeerd en tot uitdrukking komt. Verwering, muurvarens, korstmossen en holtes in de gevel maken het gebouw ook geschikt voor zweefvliegen, vleermuizen en vogels. Het gebouw is zo drager voor zijn levende omgeving en vormt een habitat voor vele organismen, inclusief de mens.
Betekent dit een teruggang naar het voorindustriële bouwen. Nee geenszins. Dat natuur ook een plaats kan krijgen in strakke architectuur heb ik als ontwerper bewezen. Dat dit op veel grotere schaal kan en zou mogen plaatsvinden zie ik als een missie.